Schumacher ziet een terugkeer niet gebeuren en geeft duidelijke reden

Hoewel de Formule 1 onlangs de kalender voor 2026 heeft bevestigd met 24 races en zes sprintevenementen, komt Duitsland daar niet op voor.

Formule 1-baas Stefano Domenicali liet wel doorschemeren dat een rentree van Hockenheim of de Nürburgring bespreekbaar is, zeker nu Audi zijn intrede maakt en Mercedes al een vaste waarde is.

Toch ziet voormalig coureur Ralf Schumacher weinig realistische kansen.

Hij vertelde aan T-Online dat de basis van de sport in Duitsland steeds verder afbrokkelt.

De belabberde staat van de racerij in Duitsland

“In Duitsland hebben we momenteel ongeveer 700 racelicenties voor karten en dat aantal daalt. In Engeland zijn dat er bijvoorbeeld 4.000. Daar en ook in Italië bestaat karten echt, maar hier wordt het steeds meer afgebouwd.”

“Er zijn nauwelijks nog fatsoenlijke kartbanen en er verdwijnen steeds meer raceklassen. Het is eigenlijk heel simpel. Als ik voetbalvelden weghaal, zullen er steeds minder voetballers zijn. Dat is precies het probleem dat we nu hebben in de autosport,” zei hij.

Mercedes en de ADAC proberen met een nieuw initiatief jonge talenten richting de Formule 1 te begeleiden. Toch denkt Schumacher dat dit niet genoeg zal zijn.

“Samenwerkingen zijn enorm belangrijk. Als Mercedes en Audi ooit samen besluiten dit project te steunen kan er iets gebeuren. Ik zou dat graag zien,” legde hij uit.

Het financiële plaatje vormt volgens hem echter de grootste hindernis.

“Zolang de staat geen middelen bijdraagt – middelen die via toerisme terugverdiend worden – gaat het niet lukken. De inschrijfgelden zijn inmiddels zo hoog dat de organisator ook een uitgebreid veiligheidspakket met politie en brandweer moet leveren.”

“Hockenheim kan nooit zoveel opbrengst genereren. Je hoeft geen wiskunde gestudeerd te hebben om te begrijpen dat dit niet werkt. Maar ik blijf toch nog hopen,” zei Schumacher.

Met een mondiale kalender die steeds voller raakt en met hoge kosten voor organisatoren is een Duitse Grand Prix voorlopig ver weg.

Toch klinkt er nog een sprankje optimisme. Namelijk dat samenwerking tussen fabrikanten en overheid het verschil kan maken.